Johan van Zweden
Kunstschilder
47 jaar
Begeleid door twee bewakers wordt Johan van Zweden naar Vught gebracht. Hij is opgepakt wegens deelname aan het kunstenaarsverzet. Bij aankomst in het kamp eist hij: 'Bring mich sofort zum Kommandanten. Ich bin Van Zweden'. Tot zijn eigen verbazing wordt hij naar de Kamp-kommandant gebracht. Daar stelt hij dat hij kunstenaar is. Hij boft dat de commandant eens ivoorsnijder was en belangstelling heeft voor kunst. Toch levert het gesprek uiteindelijk niets op. Van Zweden wordt ondergebracht in een zwaar buiten-Kommando.
![]() |
Als Johan van Zweden in februari 1943 in Vught aankomt zijn de omstandigheden in het Kamp verschrikkelijk slecht. Veel 'Schutzhäftlinge' bezwijken aan ziekte en uitputting en het enige wat telt is overleven.
Wanneer Johan na het zware werk en het avond-appèl terugkomt in de woonbarak, kan hij niet douchen en geen schone kleren aantrekken. Die zijn er niet. Ook geen pyama's.
|
Hij wil weg, maar weet niet hoe. Dan doet zich een unieke kans voor. Tijdens het appèl moeten 'Lettermaler' zich melden. Een dag later zit Johan bordjes te schilderen met teksten als 'SS Küche', 'Todesgefahr'en 'Verboden te fotograferen'.
![]() |
Bewakers houden hardhandig toezicht op de hygiëne. Dagelijks moeten de mannen zich bij de koude kraan wassen, met velen tegelijk. Johan heeft geen enkele privacy, zelfs op de WC is hij met anderen. Hij ergert zich dat hij nooit eens even alleen kan zijn. Hij verlangt ernaar in rust te kunnen schilderen.
Het kunstatelier
Kunstschilder van Zweden schildert als 'Lettermaler' de teksten uit de vrije hand en dat maakt blijkbaar indruk. De SS-ers vragen hem een schilderij van een bloemstuk te maken, als eerste prijs voor een schietwedstrijd. Het schilderij valt in de smaak. Johan krijgt opdracht om de Kampkommandant (naar foto) en daarna ook zijn vrouw, kinderen en hond te schilderen. Andere SS-ers volgen met de vraag om een echt portret. Tussendoor tekent hij portretten van gevangenen. Alles in ruil voor sigaretten of etenswaren.
![]() |
In een leegstaande barak maakt hij zijn atelier. Samen met Herman Schutte, een huisschilder, kan hij daar rustig werken. Kampcommandant Chmielewski bezorgt hem zelfs een compleet ingerichte schilderskist. Later werken nog meer kunstenaars in het atelier.
Beeldhouwer Frits van Hall schrijft in zijn eerste gesmokkelde brief uit Vught aan zijn vrouw:
|
![]() |
Uitstapjes
Johan maakt dankbaar gebruik van het feit dat zijn werk in de smaak valt bij de SS-ers. Hij krijgt het voor elkaar, dat hij naar 's-Hertogenbosch mag om zelf verf te kopen. Er gaan wel bewakers mee, maar die weet hij te bewerken. Zo lukt het hem op een dag zijn vrouw en kinderen te ontmoeten op het station. Zelfs laat hij kunstwerken en clandestiene brieven door bewakers afleveren bij zijn vrouw.
Naar Philips
Dan komt er een nieuwe Kampkommandant. Die vindt dat de kunstenaars 'kriegswichtig' werk moeten doen. Het atelier wordt opgeheven. Zwaar werk in 'Aussenkommando's' dreigt voor allen. Direct neemt Philips actie en al de volgende dag worden de kunstenaars in het Philips-Kommando opgenomen en in de Tekenkamer geplaatst. Daar ontwerpt Johan affiches en oorkonden voor Philips. Op 13 maart schrijft mede-gevangene Frits van Hall naar huis:
|
Johan van Zweden blijft enkele maanden werken op de Tekenkamer. In mei 1944 wordt hij met 250 niet-joodse mannen van het Philips-Kommando gedeporteerd naar Kamp Dachau. Vanuit dat kamp moet hij werken in een Aussenkommando in Mühldorf. Daar wordt hij in april 1945 bevrijd.
terug...